Pekelen:
Kook het water, zout en tagatesse samen op en laat afkoelen.
Zodra het is afgekoeld leg je er de wangetjes in, zet dit 24 u in de koelkast.
Stoom de groentjes elk apart beetgaar: de bloemkool, broccoli en de jonge worteltjes.
Verfris de groentjes onder koud water.
Haal de wangetjes uit het pekelwater en bak ze mooi bruin in wat goede boter, dit in een grote pot met dikke boden.
Stoven van de wangetjes:
Blus de pot met water tot de wangetjes net onder staan.
Voeg nu de rest van de ingrediƫnten toe: look, sukrin, mosterd, ketchup, ketjap manis, rozemarijn, bouillonblokje, citroengras en de gember.
Laat dit een 2,5 u zachtjes pruttelen.
Maak de lak:
Meng de mosterd, ketchup, sukrin en ketjap manis.
Laat dit eventjes inkoken.
Verwarm de oven voor op 170 graden.
Haal de wangetjes uit het kookvocht (hou het kookvocht bij) en dep ze droog met keukenpapier.
Leg de wangetjes op een bakplaat bekleed met bakpapier en smeer de wangetjes in met de lak.
Zet ze 15 minuten in de oven.
Maak de saus:
Neem enkele pollepels kookvocht van de wangetjes en kruid indien nodig bij.
Breng dit aan de kook en bind met wat bruine roux.
Bak de groentjes eventjes op in een pan met wat boter, kruid met pezo.